Durf je eigen kannibaal te zijn

06/07/2015

Door Liam van Koert

Onlangs werd het Nederlandse antwoord op de vierde industriële revolutie gepresenteerd: Smart Industry. De actieagenda, die naast een visie ook in concrete initiatieven en geld voorziet, moet ons klaarstomen voor een tijd waarin ver doorgevoerde digitalisering onze verbonden productie domineert. Inmiddels zijn we elf Fieldlabs en een bewogen Hannover Messe verder. Hoog tijd dus voor een interview met gemotiveerd kartrekster en FME voorzitter Ineke Dezentjé over dit belangrijke onderwerp.


     

Het waait hard. Zo hard zelfs, dat mevrouw Dezentjé Hamming en haar chauffeur hebben besloten dat de weg naar Drachten deze keer niet over de Afsluitdijk gaat. Gelukkig blijkt de wagen geluiddicht en is de telefoonverbinding prima zodat we elkaar probleemloos verstaan. ‘We hebben in Nederland een zeer goede infrastructuur die tot de top van de wereld behoort’, weet ze. Kijk, dat komt ook nu weer erg goed van pas. En aangezien infrastructuur een hoofdvoorwaarde is voor Smart Industry hebben we meteen een mooie ingang gevonden om het gesprek af te trappen.

Wakker schudden
Met de digitalisering van bijna alles wat ooit vast was, lijkt de wereld in een stroomversnelling terecht te zijn gekomen. Wat vroeger fysiek moest kan nu virtueel en wat vroeger met de hand moest kan daardoor steeds beter worden geautomatiseerd. Digitalisering is de grote groeimotor van nieuwe producten en van nieuwe verdienmodellen en er is al veel over gezegd en geschreven: Het internet der dingen en de zich voltrekkende vierde industriële revolutie. Toch is het voor veruit de meeste bedrijven een ver van hun bed show. Marketing prietpraat en weinig praktisch voor de dagelijkse gang van zaken. Het besef dat digitaal struisvogelen hen de kop kan kosten is er ook in het goed gekoppelde Nederland veel te weinig. Althans, als we de getallen van FME-voorvrouw Dezentjé mogen geloven. ‘Een magere 14 procent van de Nederlandse bedrijven is bezig met de digitalisering van hun processen en het verslimmen van hun productie’, weet ze. ‘Een van de belangrijkste doelstellingen die we ons met de actieagenda Smart Industry dan ook hebben gesteld, is dat dat in 2020 minimaal 40 procent moet zijn. Dit heeft vervolgens een groei van 1 procent bbp tot gevolg.’

Nederlandse aanpak
Nu omvat de Smart Industry agenda gelukkig veel meer dan een Postbus 51 bewustwordingscampagne. Er is geld beschikbaar gekomen – 60 miljoen, het is een begin – om in zogeheten Fieldlabs gezamenlijk nieuwe dingen te ontwikkelen. Gezamenlijk, omdat in deze proeftuinen die een soort nationale garagefunctie vervullen (alle disruptieve ontwikkelingen lijken immers in een garage ontstaan) zowel bedrijfsleven, kennisinstellingen als de overheid zijn vertegenwoordigd. Vooralsnog sterk gedragen door de regio’s – ook hier geldt je moet ergens beginnen – worden er diverse slimme onderwerpen als robotica, 3D-printen, ketenintegratie en voorspellend onderhoud bij de kladden gepakt. Juist dit gezamenlijke aspect is een van de punten waarop de Nederlandse aanpak zich echt onderscheidt van die van onze Oosterburen. ‘

Dezentjé: 'Ik krijg vaak de vraag waarom we niet aanhaken bij de Duitse industrie 4.0 agenda. Duitsland is immers onze belangrijkste handelspartner en we hoeven het wiel toch niet opnieuw uit te vinden? Op de eerste plaats werken we natuurlijk zeer nauw samen met onze Duitse partners. Aangehaakt wordt er dus wel degelijk. Maar Nederland is ook een eigen land, met eigen structuren, sterktes en kansen. Samenwerken in de polder zit ons in het bloed en dus zijn de breed opgezette Fieldlabs een logische stap om de broodnodige innovaties te stimuleren. Industry 4.0 hangt wat dat betreft meer vast aan de industrie en bijvoorbeeld minder aan de dienstensector. Bovendien heeft de Smart Industry-agenda nog een derde belangrijke pijler: een leven lang leren. Naast vergrijzing en een tekort aan technische mensen, is het opleiden voor slimme banen die nu nog niet bestaan een wezenlijk punt voor succes. En omdat rollen zo snel veranderen, kan het niet anders dan dat het klassieke idee “ik ga naar school en leer een vak” overboord gaat. Ook het integraal opnemen van deze pijler is iets waar sommige Duitsers best jaloers op zijn.’

Samenwerkingsparadox
We komen bij het actiedeel van de Smart Industry agenda: de praktijk. Er is op dit gebied al best het een en ander georganiseerd. Diverse bijeenkomsten, diverse Fieldlabs. Gezien de opkomst bij dergelijke evenementen en het aantal inschrijvingen voor Fieldlabs is de interesse er best. Maar hoe binnen consortia van bedrijven, kennisinstellingen en overheid de lasten en de baten verdeeld worden, blijft een vaak gestelde vraag. In een ideale samenwerking is iedereen open en transparant, ook voor wat betreft de ingebrachte kennis. Maar als niet duidelijk is wat het met de concurrentie delen van onderscheidende kennis of zelfs intellectueel eigendom oplevert, kan dit de beoogde Fieldlab-innovaties in de weg staan. Dezentjé: ‘Ik zeg niet dat het gemakkelijk is en hier zijn geen pasklare antwoorden. Maar dat zowel de bedrijven als overheid uit hun comfortzone moeten is een feit. Geen kwestie van keuze maar van noodzaak. Ontwikkelingen gaan zo razendsnel en je kan simpelweg niet alles zelf. We moeten elkaar dus wel opzoeken, kennis delen, meer ketendenken en tot nieuwe verdienmodellen komen. Als FME proberen we hier zo goed mogelijk te faciliteren. Met de Fieldlabs, met het bouwen van allianties en met ons Vaartmakersprogramma, waarbij we leden helpen met het moderne zaken doen. Het concurrentiespanningsveld is namelijk niet iets van bedrijven onderling. Ook als er binnen een bedrijf nieuwe innovaties worden ontwikkeld, kunnen deze concurrerend zijn met bestaande activiteiten. In zo’n geval kan een “garage” uitkomst bieden, waarbinnen de uitgroei tot een nieuwe startup gemakkelijker kan zijn dan dit binnen de bestaande structuren te doen. Ook hier geldt: kom uit je comfortzone en durf je eigen kannibaal te zijn.’

Regeldilemma’s
We zoomen een aardig stukje uit en gaan van de garage naar Europa. Digitalisering en globalisering zijn namelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden en voor ons laatste knelpunt moeten we naast Den Haag, vooral ook naar Brussel. Dezentjé: ‘Hoewel de Smart Industry agenda uniek is voor Nederland, zijn we natuurlijk geen eiland. Zoals gezegd werken we nauw samen met Duitsland, maar we zijn ook in Europa actief om met slimme regels de digitale transformatie te faciliteren. Onze concurrentiekracht ligt namelijk in een open en verbonden Europa. Maar met 24 landen afspraken maken is lastiger dan in bijvoorbeeld Amerika, waar digitale agenda’s op federaal niveau kunnen worden bepaald. Bovendien is het net als bij het opleiden lastig om regels te maken voor zaken die bedrijven van de toekomst geregeld moeten hebben. Wat dat betreft komt het goed uit dat Nederland volgend jaar de voorzittershamer in handen heeft en slimme onderwerpen ook hoger op de Europese agenda kan zetten.’