Sinds 26 juni is Menko Eisma de nieuwe roerganger van Trumpf Nederland. Als opvolger van Ger van der Endt heeft hij een duidelijke mening over de te volgen koers van zijn bedrijf en de sector. Voor wat betreft kennis en kunde zijn we op de goede weg: het Nederlandse machinepark is behoorlijk hightech. Maar willen we doorpakken, dan moeten niet de praatclubjes, maar juist de mkb-bedrijven bij de geldboom kunnen.
Je zou haast denken in Rotterdam terecht te zijn gekomen. Maar als het op pragmatisch de handen uit de mouwen steken gaat, lijkt ook de regio Hengelo geen plaats maar een werkwoord. Menko Eisma heeft er het machinebouwvak in ieder geval goed geleerd. “Ik werk eigenlijk al mijn hele leven bij Trumpf”, legt hij zijn niet geplande carrièrepad naar de directeursstoel toe. “Gewoon onderaan begonnen en via sales nu op deze plek.” De afgelegde route binnen één bedrijf maakt een paar zaken duidelijk. Op de eerste plaats weet Trumpf, ondanks het nijpende techneutentekort, goed de mensen aan zich te binden. Verloop is er nauwelijks. Maar het maakt ook dat Menko Eisma alle ontwikkelingen van de metaalbranche van de pak en beet afgelopen dertig jaar van heel dichtbij heeft meegemaakt. Wat is hem hierbij opgevallen?
Sterke verschuiving
“De metaalverwerkende industrie en dus ook de machinemarkt zit momenteel in en transitie,” signaleert hij. “De ondernemer van vroeger was toch vooral een techneut, een vakman die zijn metier door het werk met de machine had geleerd. Nu neemt software een steeds grotere plaats in en zien we steeds meer jongere ondernemers met een meer generalistische instelling. De ondernemer van nu is gemiddeld hoger opgeleid en beter op de hoogte van alle digitale hulpmiddelen die de laatste decennia zo snel vooruitgegaan zijn. Het risico daarvan is natuurlijk wel dat de ondernemer van nu zich meer opstelt als zakenman, minder feeling met de techniek heeft en vooral kijkt naar de automatisering van het complete bedrijfsproces. En of je dat nu goed of slecht vindt maakt niet uit, we kunnen beter gewoon accepteren dat deze ontwikkeling een feit is. Als je naar onze nieuwste machineconcepten kijkt, dan zie je dat daar software en automatisering een steeds belangrijkere positie innemen. Hoewel ik de hardere innovaties echt niet tekort wil doen, zie je dat software en automatisering voor een steeds groter deel de ontwikkel- en productiekosten bepalen, maar ook het rendement en meerwaarde van onze machines.”
Lease niet tegen te houden
Volgens Eisma betekent de focusverschuiving naar de zachte kant ook dat de rol van de machine een andere wordt. De machine van nu wordt steeds vaker gezien als één van de stappen binnen het complete proces van waardecreatie. Dat betekent dat de verdiencapaciteit van de machine steeds meer op de voorgrond komt te staan. Zaken als bouwjaar, vermogen en productiecapaciteit worden naar de achtergrond verdrongen. “Ondernemers in de maakindustrie zien zich eerder als gebruiker, dan als eigenaar van hun machinepark. Het gebruik van de machine is in hun visie ook veel belangrijker dan het bezit van de machine. Daarom winnen moderne constructies als lease en huur aan populariteit. We zien dat ook in onze eigen klantenkring. Steeds meer machines worden nu per productie-uur afgerekend. Wij bieden daar met Trumpf-lease een oplossing voor. Wat we doen is in feite operational lease, compleet met bankvergunning. De klant van nu wil liever betalen voor feitelijk geleverde productie, in plaats van de traditionele aankoop van de machine als geheel. Deze trend is al eerder begonnen met het onderhoud aan machines dat tegenwoordig steeds vaker per uur wordt afgerekend. De huidige wetgeving loopt nog wel achter op deze ontwikkeling waarin de leverancier eigenlijk optreedt als bank, maar uiteindelijk is deze trend richting lease niet tegen te houden.”
Industrie 4.0 zorgt voor banen
Industrie 4.0 en Smart Industry staan al een tijd behoorlijk in de kijker. Wat is de visie van Eisma op dit onderwerp? “Ik ben ervan overtuigd dat Smart Industry veel banen zal opleveren. Dankzij de investeringen in allerlei vormen van automatisering is de Nederlandse maakindustrie al heel ver gevorderd als het om Industrie 4.0 gaat. Sommige Nederlandse bedrijven lopen zelfs internationaal voorop, zonder dat ze het 4.0 noemen. De meest complexe productie-installaties staan al in Nederland. Ik beschouw onze markt dan ook als een serieus voorbeeld voor de rest van de wereld. Dankzij het hoge niveau van onze maakindustrie zien we zelfs dat productie die nu weer terugkomt, het zogenaamde ‘reshoring’. Dat gebeurt natuurlijk niet als we niet bijzonder competitief zouden zijn. Dat zijn we zeker. Wat dat betreft ben ik zeer positief als het om Smart Industry gaat.”
Liever Investeringsaftrek
“Kritischer ben ik over het beleid rond het thema. Ik ben bang dat de campagne voor Smart Industry leidt tot meer geld voor praatclubjes. In plaats daarvan kan de overheid beter geld uitgeven voor een investeringsaftrek voor zaken die nodig zijn om mee te kunnen met Industrie 4.0. Uurvergoedingen voor praatsessies leveren niks op, maar belastingaftrek juist wel. Laat bedrijven dus investeren in IT, connectiviteit, software en hightech-machines. Ook het kleinbedrijf moeten we helpen, bijvoorbeeld door het versneld beschikbaar stellen van basisvoorzieningen zoals glasvezel op bedrijventerreinen. Bedrijven moeten zich namelijk blijven ontwikkelen en investeren. Anders raken ze hun concurrentiepositie kwijt.”