Reshoring en Smart Industry gaan hand in hand

27/01/2015

Door Bart Driessen

Op 22 januari, dezelfde dag dat de campagne voor Smart Industry en de bijbehorende Fieldlabs van start ging, kwam KIVI regio Eindhoven bij elkaar voor een bijeenkomst over reshoring. Reshoring, ofwel het terughalen van productie uit lagelonenlanden, past perfect in de versnelde digitalisering en vernetwerking van de westerse industrie. Sterker nog, Smart Industry maakt reshoring alleen maar interessanter. Hoe zit dat?


     

In de agenda van Smart Industry zijn logistiek, samenwerking in de keten, en kostenbesparing door automatisering, gekoppeld aan een hoog kwaliteitsniveau van productie steeds terugkerende thema’s. Waren gigantische verschillen in loonkosten de afgelopen decennia nog een dwingend argument om productie te verplaatsen naar het Verre Oosten, momenteel verliest dat argument snel aan kracht. Lonen in goedkope productielanden stijgen in hoog tempo – in China is sprake van een loonstijging met 100 procent per jaar – terwijl automatisering in Europa en de VS zorgt voor sterker concurrerende prijzen en een hoger kwaliteitsniveau.

Als de agenda van Smart Factory serieus aanslaat kan dat een behoorlijke duw in de rug zijn van reshoring. Met name voor producten met een hogere toegevoegde waarde, waar kwaliteitseisen belangrijker zijn en logistiek kritisch is. De Amerikaanse campagne Bring Manufacturing Back Home startte in 2010 en wordt inmiddels gesteund door de Amerikaanse regering. Deze kan nu al met trots verkondigen dat 54 procent van de Amerikaanse bedrijven met meer dan 1 miljard dollar omzet van plan zijn hun productie terug te halen naar de thuisbasis. Europa hobbelt hier een beetje achteraan; maar we hebben dan ook geen schalierevolutie. Toch zegt 20 procent van de Nederlandse bedrijven serieus reshoring te overwegen, terwijl 10 procent dat ook daadwerkelijk doet. Veel cijfermateriaal over deze ontwikkeling ontbreekt nog, helaas. Dus een flamingo maakt nog geen zomer, maar afgelopen week zijn er toch al weer een stuk of vier in het IJsselmeer ontdekt.

Ketenintegratie bij DAF
Al sinds de start van de onderneming houdt DAF-Paccar vast aan Eindhoven en Westerlo als productielocaties. In totaal heeft dit bedrijf in deze ‘dure’ regio 7580 mensen in dienst. Waarom kiest DAF niet (en heeft het nooit gekozen) voor verhuizing naar regio’s met lagere loonkosten? Dit is verklaarbaar vanuit marktoverwegingen en eigen productiefilosofie. DAF bouwt nu eenmaal trucks die horen in het hoogste marktsegment. Ondanks de concurrentie uit Oost-Europa blijft de Europese transportsector trouw aan merken als DAF. Dit onder meer vanwege de betrouwbaarheid en het comfort van hun trucks. Europa is voor DAF de belangrijkste markt en door de productie hier te handhaven is de nabijheid tot de markt gegarandeerd. Produceren in Europa betekent  echter wel concurreren. Sander Niessen, verantwoordelijk voor inkoop bij DAF in Eindhoven: “Momenteel investeren we in Nederland en België voor meer dan 125 miljoen in nieuwe productie- en distributiecentra. Uitbesteding is ook vast onderdeel bij ons. We kopen voor maar liefst 75 procent van de gerealiseerde waarde in bij derden. Maar toeleveranciers moeten aan zulke hoge eisen voldoen, dat alleen de allerbesten daarvoor in aanmerking komen.” 
DAF werkt volgens het build-to-order principe. Elke truck wordt klantspecifiek op bestelling gebouwd, zodat er praktisch geen voorraden zijn. Dat vraagt nogal wat van de keten. Niessen:”Wij willen alleen topkwaliteit. Tegelijk moeten onze prijzen competitief zijn. Onze leveranciers moeten deze topkwaliteit kunnen leveren. Just-in-time, dus ook in staat zijn om zich aan te passen aan pieken en dalen in de markt. En dit alles uiterst LEAN en volgens 6Sigma om een heel hoog kwaliteitsniveau te garanderen.” Een andere reden voor DAF om nabije toeleveranciers te willen is de R&D. “We werken constant aan innovatie en verbetering om op topniveau te blijven concurreren. Daarom moeten ook toeleveranciers met onze engineers aan tafel kunnen zitten; zij moeten samen nieuwe oplossingen ontwikkelen. Wij vinden daarom dat onze leveranciers experts moeten zijn in hun eigen markt.”

KMWE: een hightech toeleverancier
Edward Voncken, CEO van KWME, ging met de cisis in 2008-2009 op offshorekoers. Naast Nederland werd het bedrijf actief in Turkije, Maleisië en India. Lastig rond reshoring vindt Voncken dat veel kennis door offshoring verdwenen is. “De afgelopen jaren is veel vakkennis verloren gegaan, ook op lbo en mbo-niveau. Wil reshoring kans maken, dan moet er veel gedaan worden aan goede technische opleidingen. Productontwikkeling en productie horen namelijk op dezelfde plaats te gebeuren.” Toch zijn er volgens Voncken wel degelijk kansen. “Wat betreft netwerken scoort de Europese maakindustrie veel beter dan de rest. Met name Duitsland en Nederland hebben veel sterkere netwerken dan bijvoorbeeld China of Maleisië. En wat betreft automatisering en moderne productietechnologie ligt de Europese maakindustrie voor; ook op de Amerikaanse! Dat ondanks de honderden miljoenen dollars die de Amerikaanse regering daarvoor beschikbaar stelt. Dankzij de hoge lonen in Europa is onze industrie al veel verder als het gaat om gebruik van CADCAM, robotica, 3D-printing enzovoorts. Hetgeen dan ook verklaart waarom Europese bedrijven wereldwijd zo succesvol zijn.”

Brainport ecosysteem
Het succes geldt ook voor KMWE zelf; collega-bedrijven uit de VS en Maleisië komen naar Eindhoven en vragen of zij de productietechnologie van KMWE mogen overnemen. CNC-machines die volledig onbemand 24/7 werken, en dat niet alleen in grote aantallen, maar ook in batches van tien stuks, zijn in Nederland geen noviteit meer, maar buiten Europa nog schaars. Voncken: “De manier van samenwerken die we binnen het hightech ecosysteem van Eindhoven gewoon zijn is internationaal gezien heel bijzonder. Zo laten we binnen Brainport zien dat vakmanschap goed samen kan gaan met toepassingen van robots of de implementatie van PLM. Ook onderzoeken we er de mogelijkheden van 3D printers, want we willen weten welke nieuwe ontwikkelingen op ons afkomen. We helpen elkaar te ontwikkelen, leren van elkaar en komen weer een stap verder. We hebben het Brainport industrie college om de opleiding van jonge vakkrachten te stimuleren en de Brainport innovation campus om te onderzoeken hoe we gezamenlijk in de toekomst gaan produceren – inclusief ontwikkel- en testfaciliteiten van de leden. Geen wonder dat heel veel toeleveranciers in de regio – 45 om precies te zijn - zich hebben aangesloten. In het buitenland is zoiets onbekend. Die samenwerking maakt ons enorm sterk en zorgt ervoor dat we internationaal tot de top behoren.””